De verborgen geschiedenis van de pausen - Claudio Rendina - 2011

€ 7,00

‘Het idee van een archief van alle pauselijke documenten dook voor het eerst op bij de oprichting van de Biblioteca Vaticana onder Sixtus IV. Het was echter wachten tot 1593 voor Clemens VIII een eigenstandig depot voor bullen, breven, brieven, encyclieken en oorkonden in het leven riep. Al dit archiefmateriaal werd opgeslagen in grote houten kasten in een salon in de Engelenburcht. Kardinaal Bartolomeo Cesi, het eerste hoofd van dit Archivium Arcis Sancti Angeli, had de titel van prefect; Domenico Rinaldi, die hem na korte tijd opvolgde, staat genoteerd als ‘archivaris’.

Het archief was aanvankelijk zeer fragmentarisch. Wilde men een archief die naam waardig, dan moest men alles bijeenzoeken wat her en der in de pauselijke vertrekken – en daarbuiten – verspreid lag en het netjes catalogeren. Op 25 januari 1606 gaf Paulus V daartoe de aanzet met de breve Apostolicae Sedis: ieder die geschriften van de Heilige Stoel bezat, of hij nu binnen dan wel buiten het Vaticaan verbleef, moest die binnen zes dagen overhandigen aan de beheerders van het archief van de Engelenburcht, op straffe van excommunicatie.

Toen de paus later de Engelenburcht inspecteerde, moest hij vaststellen dat de lokalen van het archief in een erbarmelijke toestand verkeerden: de documenten zaten onder een dikke laag stof en waren aangevreten door de muizen. Dus besliste hij – met de breve Cum nuper van 31 januari 1612 – dat het archief een nieuw onderkomen moest krijgen, en wel in het Apostolisch Paleis […], drie kamers vlak naast de Sixtijnse Salon van de Biblioteca Vaticana. […]

Met de apostolische constitutie Maxima vigilantia van 14 juni 1727 bepaalde Benedictus XIII dat alle materiaal dat verspreid was in kerkelijke archieven op Italiaans grondgebied, naar het centrale archief moest worden overgebracht. In 1783 werd dit uitgebreid met alle pauselijke documenten die zich nog in Avignon bevonden. In 1798 kwam ook de documentatie over de gevangenissen vanuit de Engelenburcht naar hier.

1798-1810 waren crisisjaren: op bevel van Napoleon verhuisde een groot deel van het archief naar Parijs, waar het werd ondergebracht in het Hôtel de Souvise, samen met die van andere staten die Napoleon had veroverd. In de jaren 1815-1817 keerde dit archiefmateriaal beetje bij beetje naar Rome terug, maar niet zonder aanzienlijke verliezen en beschadigingen […].

Het archief moest geheim blijven en dat was terecht, want zoals Leo XIII zei ‘diende het eerst en vooral voor de paus en de curie, dat wil zeggen voor de Heilige Stoel’. Toch besliste diezelfde paus in 1880 de archiefdocumenten tot en met jet jaar 1815 toegankelijk te maken voor wetenschappelijk onderzoek. Daarna werd het limietjaar verscheidene keren opgeschoven. In 1985 werden alle documenten tot 1922 beschikbaar gesteld.

In 1939 liet Pius XI de vertrekken rechts van de Belvedere-binnenplaats, waar zich reeds de pinacotheek bevond, zo inrichten dat het archief meer ruimte kreeg. Pius XII nam ook de zolderkamers boven de Kaartengalerij in de Vaticaanse Musea voor het archief in beslag. In 1980 werden twintig meter onder de Pijnappel-binnenplaats twee verdiepingen aangelegd waar 54 kilometer documenten in optimale omstandigheden kunnen worden bewaard.

De documenten waren nu goed beveiligd. Men kon ze raadplegen, maar de naam ‘geheim archief’ was nog steeds terecht, want wie ze wilde consulteren, kon dat alleen ‘mits een aanbeveling en als hij kon bewijzen dat het nodig was voor zijn wetenschappelijk onderzoek’[…].Wie er uiteindelijk binnen raakte, dreigde verloren te lopen in het labyrint van ‘raadsels die alleen voor deskundigen enigszins inzichtelijk worden’. Om het materiaal dat men wilde raadplegen te ontsluiten, kon men dus moeilijk zonder de knowhow van de archivaris.’

In De verborgen geschiedenis van de pausen lees je meer over de geheime archieven.

 

Roularta Books - 2011
Auteur: Claudio Rendina
520 Blz

 

Mooi en proper exemplaar!
*****